woensdag 3 februari 2016

Interreligieuze ontmoetingen


Oud-Katholiek, Evangelische Broedergemeente, Hervormd en Gereformeerd, christelijk, Joods, Boeddhistisch, Hindoeistisch en Islamitisch, ze waren er allemaal op de bijeenkomst van ‘In vrijheid verbonden’.

In 2005 werd de eerste dag van ‘In vrijheid verbonden’ georganiseerd. Destijds was dat ter ere van het 25-jarig ambtsjubileum van Koningin Beatrix. Iedere twee jaar wordt de bijeenkomst herhaald. Dit jaar was het weer zover. De christelijke gemeenschap begon de dag in de Domkerk in Utrecht. Met zang, gebeden en een korte overdenking werd uiting gegeven aan de vrijheid die wij in het geloof mogen ervaren. De liturgie was uitmuntend en de timing perfect, daar kunnen wij nog iets van leren.

Vervolgens werd er verzameld op het Domplein. Leden van de andere religies, die bijeenkomsten hadden gehouden in hun eigen centra, sloten zich aan en zo ontstond er een korte pelgrimage door de binnenstad van Utrecht. De tocht eindigde bij Tivoli/Vredenburg, waar na ontvangst met een drankje, het gezamenlijke programma verderging in aanwezigheid van Prinses Beatrix. Na een inleiding door de burgemeester van Utrecht, was het mooi en boeiend om te zien hoe ieder vanuit de eigen levensovertuiging probeerde inhoud te geven aan het verbonden zijn in vrijheid. We hoeven het niet in alles met elkaar eens te zijn om toch verbondenheid te voelen. Daar was deze dag voor bedoeld. Helaas is het momenteel hard nodig om die verbondenheid te blijven benadrukken. In een tijd waarin de verschillen steeds groter worden en er steeds extremer standpunten ingenomen worden, mogen dergelijke bijeenkomsten gezien worden als oases in de tijd. Hopelijk helpt het om elkaar beter te begrijpen en zonder veroordeling en vooringenomenheid naar elkaar te kijken.

Ik was er voor het eerst, maar als het aan mij ligt, ga ik over twee jaar weer, ‘in vrijheid verbonden’.

dinsdag 5 mei 2015

Even onder de radar

We hebben genoten van een korte vakantie in Wateren, Drenthe. Ondanks de slechte weersvoorspellingen viel het achteraf reuze mee en hebben we best aardig weer gehad. Heerlijk om, al is het maar voor een paar dagen, de computer en de telefoon uit te laten. Even van de radar af. Tegenwoordig ontvang ik dagelijks een stuk of 50 mails, dus ik ben benieuwd wat ik aantref als ik morgen weer naar kantoor ga.

Ik merk ook dat mensen soms een beetje ongeduldig worden als ze niet meteen antwoord krijgen. Ze proberen het dan via de telefoon in de veronderstelling dat die wel beantwoord zal worden. Precies om die reden gebruiken wij een speciale vakantietelefoon, waarvan alleen een select groepje mensen het nummer kent. Verder laten we het werk even voor wat het is en komen helemaal tot rust.

In Frederiksoord bezochten we museum 'De Koloniehof'. Hier wordt de geschiedenis van de Drentse koloniën uit de doeken gedaan. In de negentiende eeuw startte een zekere Jeroen van den Bosch de zogenaamde 'maatschappij van weldadigheid.' Het was de bedoeling om arme mensen uit het westen van Nederland naar Drenthe te halen en hen daar een betere toekomst te bieden. Er werd gezorgd voor werkgelegenheid, huisvesting en scholing. Er waren wel een paar voorwaarden. Je moest arm zijn, een gezin hebben met kinderen die naast hun scholing ook aan het werk konden, en je moest je uiteraard houden aan de regels van de 'maatschappij van weldadigheid.'

Dat het niet alleen maar weldadig was, bleek al snel. Gezinnen die niet aan alle voorwaarden voldeden kwamen of niet in aanmerking, werden uit elkaar gerukt om wel aan de voorwaarden te voldoen, of juist aangevuld vanwege dezelfde reden. Al snel werd het eerste gesticht voor weduwen en wezen opgericht. Vaak verbleven hier kinderen die helemaal geen wees waren, maar gewoon bij vader en moeder waren weggehaald. Bedelaars en landlopers liepen ook een groot risico om in een gesticht terecht te komen. Deze gestichten werden gebouwd in Veenhuizen en waren bedoeld ter opvoeding.
\
Al snel werd Veenhuizen een gesloten gevangenisdorp waar je alleen maar in kwam als je daar werkte en woonde, een situatie die tot bijna het einde van de twintigste eeuw heeft bestaan. Nu zijn alle gevangenissen in Veenhuizen gesloten, tot verdriet van veel inwoners die daar hun broodwinning in vonden. Een aantal van de gebouwen staat op de lijst van UNESCO en is wereld erfgoed. Nu is in een van de oude gestichten het gevangenismuseum gevestigd. Een interessant museum met een combinatie van oude en nieuwe rechtspraak, oude en nieuwe gevangenisgebruiken en de vele veranderingen die het gevangeniswezen in de loop van de jaren heeft doorgemaakt.We bezochten het museum en hebben daar geen spijt van.

In Zuidlaren bezochten we een interessant en vooral kunstig zandsculpturenfestival. De mooiste figuren staan er afgebeeld en verbeelden een overzicht van de geschiedenis van de noordelijke provincies. Van legenden, zoals over de reuzen Ellert en Brammert, tot aan de spoorlijn van Westerbork. Bijzonder dat kunstenaars zulke mooie figuren uit zand kunnen maken.

Gisteren heb ik een flinke wandeling gemaakt van zo'n 35 kilometer. Sinds ik op kantoor werk, blijft het wandelen er een beetje bij. Dat is niet goed, want komende zomer hoop ik samen met Patrick weer de vierdaagse te lopen. Ik merkte gisteren dat een beetje extra training geen overbodige luxe is. Het ging op zich allemaal wel prima, maar aan het einde van de dag was ik behoorlijk moe. Toch zal er straks weer vier keer vijftig kilometer gelopen moeten worden.

Vandaag nog genieten van een rustige dag thuis en vanaf morgen mag er weer gewerkt worden. Ook dat is goed, want een tijdje lui doen en lekker ontspannen is prima, maar hard werken is ook niet verkeerd, zeker niet als het werk is dat je (meestal) bevalt. En dan maar eens zien hoeveel mails er op beantwoording wachten.


vrijdag 24 april 2015

DE KERK DAT ZIJN WE SAMEN; VAN GEMEENTEPREDIKANT NAAR UNIESECRETARIS

Inmiddels heb ik een paar maanden mogen proeven van het werken op het Landelijk Kantoor. Dat was een flinke overgang, kan ik u ver­ze­ke­ren. Met meerdere gemeenten onder hun hoede zijn de meeste pre­di­kan­ten wel gewend om re­gel­ma­tig te ver­ga­de­ren en diverse com­mis­sies en ac­ti­vi­tei­ten om handen te hebben. Zij zijn ook gewend om keihard te werken voor de kerk en moeten re­gel­ma­tig diverse ballen in de lucht houden.
KEUZES MAKEN IS HAAST ON­VER­MIJ­DE­LIJK
Op kantoor wordt niet alleen vergaderd, maar het beleid en de plannen die uit die ver­ga­de­rin­gen komen, moet ook worden omgezet naar de praktijk. Ik werk te midden van collega’s die hun uiterste best doen om de missie van de kerk uit te dragen. Het is mooi om te zien dat het Landelijk Kantoor fungeert als een soort bijenkorf waar heel hard gewerkt en gebroed wordt.
VOLLE AGENDA’S
Aan de ac­ti­vi­tei­ten­ka­len­der is wel te zien dat alle me­de­wer­kers proberen hun bijdrage te leveren in het toerusten en toewijden van de leden aan hun taken. Soms is de kalender zo vol dat u als lid weleens moppert over de hoe­veel­heid ac­ti­vi­tei­ten die wordt aan­ge­bo­den. Toch willen we hier niet mee stoppen, omdat we geloven dat een goed toe­ge­rus­te achterban zal zorgen voor een nog betere kerk. Het is dan ook aan u welke ac­ti­vi­tei­ten u wel wilt bijwonen en welke niet. Keuzes maken is haast on­ver­mij­de­lijk.
ER IS NU EEN DIRECTERE LIJN NAAR HET LANDELIJK KANTOOR
Re­cen­te­lijk is een start gemaakt met een nieuwe vorm van de dis­tric­ten in het land. In plaats van vijf dis­tric­ten zijn er sinds 1 maart nog maar twee. Momenteel wordt aan deze dis­tric­ten in nieuwe stijl vorm­ge­ge­ven. De dis­tricts­voor­zit­ters hebben hun besturen ge­for­meerd en zijn aan de slag gegaan. Doordat de dis­tricts­voor­zit­ters een directe lijn naar het Landelijk Kantoor hebben, wordt ook de mo­ge­lijk­heid gecreëerd het Landelijk Kantoor (nog) dichter bij de gemeenten te brengen. Met elkaar blijven we eraan werken om Gods gemeente te laten groeien en bloeien.
SAMEN
U als lid bent hard nodig in het proces van ont­wik­ke­ling, evenals de pre­di­kan­ten, de be­stuur­ders en het hele apparaat. Ook in de kerk ontkomen we niet aan re­gel­ge­ving, pa­pier­werk, over­leg­struc­tu­ren, wetten en pro­to­col­len. Dat geldt zowel voor maat­schap­pe­lij­ke- als ker­ke­lij­ke re­gel­ge­ving. Ik doe mijn best om me een aantal van die zaken eigen te maken, schrijf mijn verslagen en notulen en tus­sen­door ook nog deze blog.
DE KERK ZIJN WE MET ZIJN ALLEN

Mijn taak is flink veranderd, maar ik doe mijn werk als Algemeen Se­cre­ta­ris met evenveel plezier als voorheen mijn ge­meen­te­werk. Ik hoop dan ook dat ik in deze functie de kerk op een goede manier kan dienen en tegelijk per­soon­lijk ook verder zal groeien. Hoe dan ook: de kerk zijn we met zijn allen en met elkaar blijven we voortgaan onder de leiding van onze Heer. Hij leidt zijn kerk en helpt ons vooruit op de weg naar zijn rijk.

vrijdag 2 januari 2015

Nieuw jaar, nieuwe kansen

De feestdagen liggen weer achter ons. Gezond eten hadden we even vergeten en het wordt hoog tijd om de overtollige kilo's weer weg te werken. Of dat ook binnen afzienbare tijd gaat lukken is altijd maar de vraag. Zeker nu ik vaker in de auto en achter een bureau zal zitten en de mogelijkheden om een wandeldag in te lassen, drastisch worden uitgedund.

Op nieuwjaarsdag was het precies 25 jaar geleden dat ik voor de kerk ging werken. Al die jaren heb ik dat gedaan als gemeentepredikant, meestal met veel plezier. Nog steeds heb ik warme herinneringen aan Leeuwarden waar ik mocht beginnen als predikant. Zo groen als gras, een 'jonkje' nog, zoals ze in Fryslân zeggen. Een mooie tijd waar ik veel mocht leren, evenals in de gemeente Meppel die een aantal maanden later aan mijn werkterrein werd toegevoegd. In de zomer van 1999 verhuisden wij van Leeuwarden naar Dordrecht. Van tevoren hadden wij gehoopt bij een overplaatsing niet in het westen van het land terecht te komen, veel te druk. Dertien jaar hebben we in Dordrecht gewoond en wat een mooie tijd was het. In die tijd mocht ik de predikant zijn van Rotterdam-Noord, Spijkenisse, Schiedam, Maassluis en Breda. Niet allemaal tegelijk overigens. Gemeenten met een heel andere cultuur dan de gemeenten in het noorden. Een prima leerschool. Het heeft me zelfs nog een reis naar Suriname opgeleverd, fantastisch. Vervolgens werd ik predikant van Tilburg, Eindhoven en Nijmegen, vanuit Dordrecht. Na enkele jaren werd Nijmegen ingeruild voor Heerlen en op dit moment heb ik alleen nog Eindhoven en Heerlen onder mijn hoede. Inmiddels wonen we enkele jaren in Veldhoven en hebben daar helemaal onze draai gevonden.

Vaak gaan de dingen in het leven niet helemaal zoals je denkt dat ze zullen gaan. Na een gewenningsperiode in het zuiden van Nederland voelen we ons daar erg op onze plaats en we dachten hier de komende jaren rustig te kunnen blijven zitten. Er werd echter anders beschikt. Openvallende plaatsen op het uniekantoor zijn de boosdoeners. En zo kon het gebeuren dat ik enige tijd geleden gevraagd werd om algemeen secretaris te worden op het landelijk kantoor van de kerk. Daar denk je uiteraard over na, je bespreekt het thuis en uiteindelijk hebben we besloten dat wellicht de tijd gekomen is om 'ja' te zeggen tegen deze functie. Ik weet niet precies wat me (ons) te wachten staat. Misschien wil ik over een poosje gillend terug naar de gemeente, misschien (en dat hoop ik maar) ga ik deze nieuwe uitdaging erg leuk vinden.

Het is niet lichtvaardig dat ik uit de gemeente stap. Gelukkig voor mij vinden de meeste gemeenteleden het ook niet zo leuk dat ik vertrek. Kennelijk heb ik hier en daar toch wel een aardige indruk achtergelaten. Ik zal het gemeentewerk missen, maar ik zal ook met groot enthousiasme aan mijn nieuwe taak beginnen. Ik ben bijzonder dankbaar voor het werk dat mijn voorganger al heeft verzet op dit departement. Hierdoor kan ik hopelijk een vliegende start maken. Hij zal op zijn beurt zeker zijn draai kunnen vinden binnen het jeugddepartement.

Wat mij betreft is 2015 in ieder geval het jaar van verandering. Laten we hopen en bidden dat we niet alleen persoonlijk, maar ook als kerk altijd open zullen blijven staan voor verandering. Respect en waardering voor elkaar zijn termen die de voorzitter al in de mond nam in zijn nieuwjaarstoespraak. Het lijken mij belangrijke zaken. Tevens is het mijn vurige hoop dat deze waarden ook in de internationale kerk fier overeind zullen blijven staan en dat ook daar openheid voor verandering omarmd zal worden. Komende zomer zal duidelijk worden welke koers de kerk in de komende vijf jaar wil varen. Ik doe mijn best optimistisch te blijven.

vrijdag 20 juni 2014

Twee bijzondere dagen

Deze week had ik het voorrecht om, samen met nog een aantal collegae, een tweedaagse studie bij te wonen over seksuele geaardheid. We hebben het dan over lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transgenders, interseksuelen (LHBTI) en misschien kunnen daar nog wel een paar letters aan worden toegevoegd. De mensen die het betreft, hebben het regelmatig over de ‘alfabetmensen.’

Op grond van geloofsovertuiging gaan we er vaak zondermeer vanuit dat de heteroseksuele geaardheid de enige goede vorm van seksualiteit betreft. Wetenschappelijk onderzoek toont echter aan dat al heel snel na de conceptie wordt bepaald hoe iemand seksueel gezien in elkaar steekt. Dat is aan de buitenkant niet altijd te zien. Iemand die zich man voelt, kan gevangen zitten in een vrouwenlichaam en omgekeerd. Een man of een vrouw die zich aangetrokken voelt tot iemand van dezelfde sekse, kan daar niets aan veranderen.

Vele homoseksuele mensen hebben jarenlang, of nog, een leugen geleefd door hun geaardheid te ontkennen en zelfs te trouwen en gezinnen te stichten. Vaak gebeurde dit op grond van geloofsovertuiging. Het is immers zondig om in een niet-heteroseksuele relatie terecht te komen? Maar je kunt je dan natuurlijk wel afvragen of we het recente hersenonderzoek dan zomaar overboord kunnen zetten. Want als iemand niet kiest wie hij wil zijn, maar gewoon is wie hij is, hoe kan er dan sprake zijn van goed of fout?

De zelfmoordcijfers onder LHBTI mensen zijn vele malen hoger dan onder heteroseksuelen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de worstelingen die zijn doormaken en de discriminatie en verwerping door hun omgeving. Het is een trieste constatering dat de kerk in het algemeen daar flink aan heeft bijgedragen.

Twee dagen lang hebben we met elkaar gesproken over onderzoeken, discriminatie, pijn en verwerping. Maar ook over hoop en acceptatie. Hoewel we het lang niet altijd met elkaar eens waren, vonden de gesprekken plaats met groot respect. We hebben gesproken over en met LHBTI mensen en er ontstond verwantschap.

Het is niet altijd makkelijk, want er zijn een paar bijbelteksten die behoorlijk pittig zijn als het over seksuele geaardheid gaat. Ik heb niet alle antwoorden, maar ik weet wel dat tegenover de enkele negatieve Bijbelteksten er tientallen zijn die spreken over Gods liefde en genade voor de mens. Elkaar liefhebben is een opdracht. Dat betekent dat het een zonde is wanneer wij mensen verwerpen die niet voldoen aan de standaard die we met elkaar gesteld hebben.

Ik denk dat ik in het verleden mensen bezeerd heb en dat bedroeft me. Ik wil daar echter niet in blijven hangen, want er ligt nog een hele toekomst voor ons om het beter te doen. Ik hoop en bid dat mijn kerk een open en veilige kerk zal zijn voor iedereen die daar zijn of haar geloof wil beleven. We hebben niet te kiezen wie we zijn en in wat voor lichaam we terechtkomen, maar we kunnen er wel voor kiezen elkaar onvoorwaardelijk te accepteren. Want laten we eerlijk zijn, als ik geloof dat God mij accepteert, wie ben ik dan om te denken dat hij anderen niet zal accepteren?


Ik ben bijzonder dankbaar voor twee intensieve dagen waarin met elkaar werd gedeeld, gelachen en zelfs gehuild. We waren onder elkaar als kinderen van God, die allen zijn Woord en zijn kerk liefhebben en leven onder zijn genade.

vrijdag 16 mei 2014

Groentetuin

Al een paar jaar spraken wij thuis over het aanleggen van een kleine groentetuin. Toen we nog in Dordrecht woonden hadden we daar niet veel ruimte voor, maar in onze nieuwe woonomgeving zou het wel passen. Op zich is het natuurlijk helemaal niet vreemd om een deel van de tuin af te bakenen voor groente. Ik moet echter wel melden dat ik niet bepaald groene vingers heb, dus dat maakt het wel een iets ander verhaal. Onkruid wieden en verdorde bloemblaadjes verwijderen, is aan mij niet erg besteed. Ik doe het wel af en toe als het niet anders kan of als Sandra me heel lief en smekend aankijkt. Meestal kom ik echter niet veel verder dan grasmaaien en doet Sandra de rest.

Maar goed, een groentetuin leek me nog wel een keer leuk. Uiteraard heb ik daar helemaal geen verstand van, maar desondanks zijn we in het voorjaar naar het tuincentrum afgereisd (niet dat het tuincentrum ver weg is, maar het klinkt wel spannend zo). Natuurlijk moest het allemaal weer een beetje anders dan normaal. Als je namelijk je groente gewoon in de grond poot is het onvermijdelijk dat je op zeker moment moet . . . juist, onkruid wieden. Bovendien staan er een paar flinke coniferen met grote wortels in de tuin, dus in plaats van spitten en poten werd het: gras verwijderen, anti-onkruiddoek neerleggen en grind zaaien. Daarbovenop een aantal mooie (vinden wij) potten en bakken met vruchtbare grond en daarin de bloemkool, prei, bietjes, sla, broccoli, andijvie en dat soort eetbare zaken.



In onze gedachten konden we een halve kwekerij in die potten kwijt, maar ze waren toch sneller vol dan we ons hadden voorgesteld. Alle plantjes hebben we geplant en alle zaadjes liggen nog in de garage. Die hebben hopelijk wel geduld tot de volgende ronde. Intussen blijkt het spul warempel ook nog gewoon te groeien. We hebben zelfs al een keer sla gegeten uit eigen tuin, het moet niet gekker worden. Het was weliswaar nog niet een volledig volgroeide krop, maar op dat moment voldoende voor wat we nodig hadden. Hopelijk blijven de andere gewassen het ook goed doen en kunnen we in de zomer regelmatig iets uit eigen tuin (pot) oogsten. Wie had dat gedacht, straks ga ik het nog leuk vinden om met de tuin bezig te zijn. Al word ik nog steeds niet geplaagd door enige kennis omtrent groenten.


donderdag 8 mei 2014

Hartbewaking

Afgelopen woensdag was ik rustig aan het werk toen plotseling de telefoon ging. Een onbekende stem meldde zich met de mededeling dat hij een medewerker was van de Veldhoven Zoo. Jazeker, Veldhoven heeft een heuse dierentuin met allerlei kleinere diersoorten. Voorheen was het een papegaaienpark, maar dat is failliet gegaan. Een nieuwe eigenaar probeert het park nu weer rendabel te maken.

Maar goed, ik werd dus gebeld door een medewerker van de Zoo. Dat liet meteen een alarmbelletje rinkelen aangezien onze jongste zoon Mark, stage loopt bij dit bedrijf. “Mark is flauwgevallen en even buiten kennis geweest, we hebben hem op een stoel gezet en toen zakte hij weer weg. Momenteel is hij bij, maar hij ziet nog steeds lijkbleek.” Ik meld dat ik naar de Zoo kom om hem op te halen. “We hebben voor de zekerheid ook 112 maar gebeld,” is de boodschap. Sandra en ik arriveerden voor de ambulance en vonden Mark omringd door redders in een stoel. Zijn gezicht zag eruit alsof hij drie keer door de bleek gehaald was. Volgens de medewerkers was het daarvoor nog erger. Wachten op de ambulance dan maar. Intussen bleek Mark heel goed te weten waar hij was en welke dag het was. Daar geen problemen dus. Er was wel een stukje kwijt van wat er precies gebeurd was. “Ik voelde me een beetje licht in mijn hoofd en wilde even tegen de tafel leunen. Het volgende moment stonden er allerlei mensen over me heengebogen. Daartussen zitten kennelijk een paar minuten die weg zijn,” aldus Mark.

Inmiddels is de ambulance gearriveerd en wordt Mark meteen aan allerlei draden aangesloten. Daarna zullen we wel naar huis kunnen toch? Nee hoor, hij moet mee naar de eerste hulp. Achter de ambulance aanrijden dan maar, terwijl Sandra erin plaats mag nemen. We bedanken de medewerkers van de dierentuin voor de goede zorgen en gaan op weg.  In het ziekenhuis opnieuw draden. Weer een hartfilmpje. Hoe lang zou dit gaan duren? Ik heb straks een vergadering in Huis ter Heide. “Ik ben bang dat u dat niet gaat halen,” zegt de verpleegkundige. Afbellen dan maar, want ja, je wilt toch wel weten wat ze allemaal uitspoken met je zoon. Nog even doorbijten en dan naar huis. “Kunnen we straks toch nog rustig eten, zonder dat ik snel weg moet,” zeg ik optimistisch.

“We sturen je voor de zekerheid toch maar even naar cardiologie Mark, want er is een kleine afwijking in het diagram.” Opnieuw draden, weer vertellen wat er gebeurd is, weer gegevens doorgeven. Je zou denken dat met het digitale werken al die gegevens meegaan naar de volgende afdeling, maar dat is maar ten dele waar. Het wordt later en later. Inmiddels hebben we beneden maar broodjes gekocht en opgegeten.

“Voor de zekerheid willen we je een nachtje houden Mark om alles uit te sluiten.” Wat? Hij moet blijven. Naar huis dan maar om wat spullen te halen en weer terug naar het ziekenhuis. Uiteindelijk is er een plekje gevonden op een afdeling waar Mark de nacht door kan brengen, aangesloten aan een draagbare hartmonitor.  We zijn uiteindelijk om half elf ’s avonds thuis, na zes uur ziekenhuis.

De volgende dag blijkt gelukkig dat er helemaal niets aan de hand is en dat het flauwvallen niets met hartfalen te maken heeft. Mark mag weer naar huis, een hele opluchting. Ondanks de uitstekende verzorging, wil je toch liever niet te lang in het ziekenhuis verblijven.


Een happy end aan een onverwachte gebeurtenis. Hopelijk verzint hij de volgende keer iets minder drastisch als hij geen zin heeft om te werken J.